1917
- :: valentijn ::
- Feb 11
- 6 min read
Updated: Feb 13

1917 begint met de veiling van de nalatenschap van Théodore Hannon (Elsene 1851– Etterbeek 1916), een bekend-berucht dichter, schilder en kunstcriticus.

Hanon was, zoals dat heet, van goeden huize, maar een beetje een dwarsligger. Na zijn niet al te succesvolle studies kwam hij terecht in het progressieve schildersgezelschap ’La Chrysalide’, waar hij bevriend raakte met o.a. Félicien Rops en James Ensor en met de Franse auteur Joris-Karl Huysmans, die allemaal zijn humor en scherpe analyses waardeerden.
In 1881 verscheen ‘Rimes de Joie’, zijn naturalistische dichtbundel met het lange, bezwerende ’Les litanies de l'absinthe’. Het is rond die periode dat James Ensor het hiernaast staande portret maakte.
Na een aantal veelbelovende jaren verzeilde Hannon in de Brusselse variétéwereld. Hij schreef nog voor een drietal kranten maar zijn vrienden betreurden dat de melancholische vrijdenker ‘zijn literaire talent verkwistte’, onder andere aan pornografische verzen, die hij in besloten kring voordroeg en publiceerde.
De openbare verkoop, een jaar na zijn dood, omvat zowel eigen werk als werken van anderen die hij in de loop der jaren gekregen of gekocht heeft. Het verslag in ‘Messager de Bruxelles’ is vooral interessant omdat er verkoopprijzen in staan.
12.01.1917 | MESSAGER DE BRUXELLES

NB: voor wie zich afvraagt hoe die prijzen zich verhouden tot hedendaagse: lonen zijn daarvoor het meest dankbare vergelijkingsmiddel. Neem bv. het dagloon van een arbeidster: een inpakster verdiende in 1917 zo’n 3.50 frank per dag; een ervaren metselaar ongeveer 5.50 frank. Respectievelijk is dat zo’n 90 of 140 euro in de maand. Als ze het schilderijtje van Jef Leempoels hadden willen kopen, kostte dat dus ongeveer het loon van vier tot zes maanden; het loon van een jaar tot anderhalf jaar voor een Ensor.

In januari 1917 duikt Jef Leempoels onverwacht op in Argentinië, meer precies in ‘Plus Ultra’, een glossy magazine, uitgebracht als maandelijkse aanvulling op het weekblad ‘Caras y Caretas’. Het is opgericht door Manuel Mayol Rubio, een Spaanse cartoonist en schilder die in de loop der jaren ook veel van de illustraties voor zijn rekening heeft genomen.
‘Plus Ultra’ verscheen tussen 1916 en 1930 en werd beschouwd als een van de beste tijdschriften ter wereld vanwege de kwaliteit van het literaire, artistieke en grafische materiaal. Het blad was erg populair bij de hogere klasse, die na WO I in de ‘Barrio Norte’ van Buenos Aires kwam wonen.
Het maandelijks lezen van een glossy tijdschrift met een Latijnse naam en het kunnen meepraten over de laatst verschenen artikels, was een voorwaarde om ‘er bij te horen’.
Op pagina 10, 11 en 12 van het januari-nummer staat er een geïllustreerd artikel van Emilio Dupuy de Lôme, die de eer had een bezoek te mogen brengen aan het huis van Don Lorenzo Pellerano, zakenman en bankier, wiens familie oorspronkelijk uit Genua in Italië stamde. Zijn collectie bevatte op een bepaald ogenblik ruim 1200 werken en de pers noemde hem – waarschijnlijk terecht – de grootste kunstverzamelaar ter wereld.

15.01.1917 | PLUS ULTRA n° 9

Vrij vertaald, luidt de laatste paragraaf van het artikel: ‘De bezoeker die geconfronteerd wordt met de rijkdom van deze grote galerij, waarin een Goya oog in oog staat met een Caro del Vaille en een Leempoels schouder aan schouder hangt met een Michetti, zonder rangorde van school of tijdvak, stapt verder, verblind door zoveel pracht, maar verdwaasd en gedesoriënteerd door dit artistieke labyrint.’
Als we dan kijken naar de foto links onderaan op de eerste pagina, dan is daar inderdaad meer dan waarschijnlijk ‘een Leempoels’ te zien, meer bepaald ‘Rustend Model’, van wie de bleke rug én het opvallend stukje wit op de knie vrij herkenbaar zijn.

Wat dan in februari 1917 ontstaat, een paar maanden voor zijn 50e verjaardag, lijkt op een onvervalste Leempoels-gekte. Zowat alle kranten brengen – in haast gelijklopende bewoordingen – het nieuws dat Jef Leempoels voor het eerst sinds 1909 opnieuw tentoonstelt voor het grote publiek. Dat klopt, want het event in zijn nieuwe studio, in 1914, was enkel op uitnodiging te bezoeken.
Daarna volgt de ene lofbetuiging na de andere, waarbij de recensenten elkaar de loef proberen af te steken door allerlei weetjes, analyses, en psychologische interpretaties te brengen, en dat vaak in de meest bloemrijke taalconstructies. Is het omdat Leempoels een van de weinige artiesten is die in volle oorlogstijd in Brussel gebleven is? Is het een zoethoudertje voor de oorlogsmoeë Brusselaars? Zit Leempoels' populariteit in Duitsland er voor iets tussen. Meer dan 100 jaar later is een antwoord op die vragen enkel speculatie.
Plaats van het gebeuren is de tentoonstellingszaal van Albert Breckpot in de Koningsgalerij.


06.02.1917 | ECHO DE LA PRESSE

07.02.1917 | MESSAGER DE BRUXELLES

07.02.1917 | LE QUOTIDIEN

13.02.1917 | HET VLAAMSCHE NIEUWS

24.02.1917 | DE EENDRACHT, WEEKBLAD VOOR HET VLAAMSCHE VOLK


‘La Belgique’ is een dagblad dat gedurende de hele bezetting verscheen in Brussel, maar onder strikte Duitse censuurmaatregelen. In februari 1917 was het blijkbaar geen probleem om Amerikaanse kranten en tijdschriften te vermelden, net als ‘l’Indépendance’, die op dat moment toch al een tijdje vanuit Londen opereerde.
24.02.1917 | LA BELGIQUE

‘l'Événement Illustré’ (revue hebdomadaire documentaire, artistique et littéraire) publiceert in zijn N° 105 van 24 februari 1917 drie volledige pagina’s over de tentoonstelling, en drukt een aantal werken af om zijn lezers een voorsmaakje te geven van wat hen wacht op de tentoonstelling zelf.
24.02.1917 | L’ÉVÉNEMENT ILLUSTRÉ


Het is lichtjes hallucinant om het welgestelde echtpaar Leempoels-Van Huele te zien poseren in hetzelfde blad dat zijn lezers ook de gevolgen van de oorlog paginagroot serveert; kapotgeschoten boerderijen en mensen die aanschuiven in de ‘chauffoir’ van de Nationale Bank om een half uurtje van de warmte en een kop bouillon te kunnen genieten.



De kunstrecensent van ‘Vlaamsch Leven’ - ‘zelfstandig Vlaamsch geïllustreerd weekblad’ - heeft het iets minder op Leempoels begrepen, en maakt dat subtiel aan zijn lezers duidelijk...
25.02.1917 | VLAAMSCH LEVEN

In ‘le Quotidien’ brengt Henri Chevalier een stuk over de tentoonstelling in de ‘Galerie Royale’ en om het geheugen van zijn lezers op te frissenn haalt hij zowat de volledige catalogus van Leempoels aan, .
25.02.1917 | LE QUOTIDIEN

. . .

. . .

Charles Desbonnets, de hoofdredacteur van de ‘Messager de Bruxelles’ brengt een dag later zijn persoonlijke en evenzeer uitgebreide bloemlezing.
26.02.1917 | MESSAGER DE BRUXELLES

. . .

Ook de bijdrage van Gersaint in ‘La Belgique’ van 26 februari is interessant omdat hij nog een paar alternatieve titels aanhaalt, zoals ‘Le Vestibule’ en ‘Fleurs et Porcelaines’.
26.02.1917 | LA BELGIQUE

. . .

Op 2 maart, een paar dagen voor de sluiting van de tentoonstelling, spoort ‘Le Quotidien’ iedereen aan om (nog) eens naar de expositie van Leempoels te gaan. Dan valt het doek over dit gebeuren.
02.03.1917 | LE QUOTIDIEN

23.03.1917 | HET VLAAMSCHE NIEUWS


Op het einde van de zomer duikt Jef Leempoels nog eens op, nu als een van de kunstenaars die hun medewerking verlenen aan een tentoonstelling ten gunste van ‘een goed werk’.
06.07.1917 | LE BRUXELLOIS

Een paar weken later bericht ‘Het Vlaamsche Nieuws’ over datzelfde evenement in heel andere bewoordingen:
29.07.1917 | HET VLAAMSCHE NIEUWS


‘Echo de la Presse’ maakt reclame voor ‘l’Evénement Illustré’ met een ‘beau tableau’ van Leempoels.
04.08.1917 | ECHO DE LA PRESSE


Onderaan de afbeelding staat een woordje uitleg. Leempoels’ ‘La Lettre’ is het sluitstuk van een eerder gestarte reeks rond ‘brieven’. In deze periode is het uiteraard overduidelijk wie de afzender is...
'Ce délicieux tableau complète la belle série d'œuvres se rapportant à la ‘lettre' que nous avons publiée dans notre numéro 125 ; le sentiment de douceur intime et d'émotion si communicative qui s'en dégage est accru par tout ce qu'il y a dans cette toile de lumineux, de grâce et de ‘bon goût’.
'Et puis, c'est un tableau auquel l'heure présente semble conférer une valeur particulière ; le mari est au loin : il est peut-être au front. il est peut-être prisonnier et ses lettres trop rares sont attendues avec impatience, reçues avec émotion, relues souvent, avec amour. Et ceci est sans le vouloir un ‘tableau de la guerre’.
(Salon de Paris, 1909 ; collection Bigelow, Etats-Unis.)
17.09.1917 | ECHO DE LA PRESSE

Tegen het jaareinde publiceren Amerikaanse musea meestal een overzicht van hun nieuwe werken: hetzij aangekocht, geschonken, of in bruikleen.
Uit onderstaande inlassing in de catalogus van het ‘St Louis City Art Museum’ kunnen we opmaken dat Leempoels’ ‘Enfant Jésus’ uit 1899 (T050) in handen gekomen is van ene William A. Stickney uit St Louis, Missouri. De man was eigenaar van de William A. Stickney Cigar Company, in die periode de grootste distributeur van sigaren in de VS. W.A. Stickney overleed in 1913 en in 1917 heeft zijn weduwe het werk aan het museum aangeboden.


De W.A. Stickney Cigar Co. had haar hoofdkantoor in St. Louis. Het gebouw uit 1886 in downtown St Louis staat er vandaag nog; een van de weinige commerciële buildings die de afbraak- en bouwwoede van de jaren 1960-1970 overleefde.




Comments