top of page

1926

Updated: Feb 13

ree

Eerder hebben we al aangehaald dat het œuvre van Jef Leempoels bij iedereen zo bekend was dat men er probleemloos naar kon verwijzen om vergelijkingen te maken.

Eind januari vinden we onderstaand stuk in ‘La Nation Belge’:

29.01.1926   |   LA NATION BELGE

ree

 

Henry Soumagne (echte naam Henri Wagener, 1891 - 1951) was een Belgisch toneelschrijver die vooral actief was in Frankrijk tijdens het interbellum. Zijn theater is beïnvloed door het expressionisme en existentiële vragen. Hij werd beroemd na het schrijven van ‘L’Autre Messie’ in 1923, dat in het ‘Théâtre de l'Œuvre’ werd opgevoerd door Lugné-Poe.

29.01.1926   |   COMŒDIA

ree
ree
ree

Toegegeven… de drie portretten van Kees Van Dongen uit 1925: ‘The Dolly Sisters’, ‘De Sfinx’ en ‘Portret van Jasmy Alvin’ zijn niet te vergelijken met het werk van Leempoels.

 

05.02.1926   |   LES ANNALES POLITIQUES

ree

Ernst Wiest is een Duitse kunsthandelaar/kunstkenner aan de Pienzanauerstrasse 2 in München. Hij treedt regelmatig op als vertegenwoordiger van eigenaars van kunstwerken, die zij te koop willen aanbieden, zonder daarvoor naar een veilingmeester te gaan.

In die hoedanigheid voert hij regelmatig correspondentie met de Commission Directrice. In de loop van 1926 neemt hij een aantal keren contact om werken uit nalatenschappen aan te bieden. Zo ook op 30 maart 1926, wanneer hij een brief naar de voorzitter van de Commission Directrice, met het aanbod om twee werken van De Braeckeleer en ‘Jeune Sphinx’ van Leempoels aan te kopen.

30.03.1926   |   KMSKB dossier 5681_052

ree

 

Op 3 april krijgt M. Wiest al antwoord op zijn voorstel.

ree

 

Daarmee is de kous af.  ‘Jeune Sphinx’ komt voorlopig niet in één van de Belgische musea terecht. En het ziet er ook niet naar uit dat daar snel verandering in komt.

ree

 

30.04.1926   |   POURQUOI PAS ?

ree

  De stijl van ‘Pourquoi Pas?’ is bekend: ernstige politieke en maatschappelijke artikels, afgewisseld met tongue-in-cheek, pseudo-satirische elementen. Het ‘Nouveau jeu - Quel est le meilleur peintre de Belgique ?’ is een voorbeeld van dat laatste. Onder het mom een bevraging van zijn lezers te doen, schrijft de redactie zelf een stukje met fictieve namen.

Jef Leempoels krijgt ruimschoots aandacht met liefst drie nominaties. Die zijn ondertekend door o.a. ‘Breughel-le-Drôle’ (Breughel-den-Drol ???) die allusie maakt op zijn publicatie ‘Vers l’Idéal’ waarin Leempoels de ‘oude meesters’ verdedigt. Een andere tekent met ‘Art turderudaire’; uiteraard een verbastering van Arthur de Rudder en misschien ook een verwijzing naar het Engelse ‘turd’?. De derde tekent met ‘Un baryton’, een subtiele verwijzing naar Hyppolite Fierens-Gevaert die zijn carrière begon als operazanger.

 

In mei zijn er twee salons in Parijs. De verslaggever van ‘La Libre Belgique’ holt op een drafje door de vernissage van de ‘Nationale’, maakt de vergelijking met de ‘Artistes français’ en komt onderweg ook Leempoels’ beide werken tegen: ‘Dans la rue’ en ‘le Peintre et sa femme’.

Dat laatste werk wordt door ‘le Plaisir de Vivre’ in exact drie woorden omschreven:

08.05.1926   |   LE PLAISIR DE VIVRE

ree

09.05.1926   |   LA LIBRE BELGIQUE

ree

Na afloop van het salon blikt Louis Wilmet van ‘Le Vingtième’ nog even terug… Hij heeft alleen maar goed nieuws opgevangen over Jef Leempoels 

16.07.1926   |   L’ÉTOILE BELGE

ree

ree

Beschrijving van ‘Dans la rue’ in Jef Leempoels’ memorandum:

De straat: Een huis met gekalkte muren, rechts een deel van een felgroen vensterluik, links het begin van een deur in dezelfde kleur. Vier personages stappen naar rechts. In het midden een oude man van 81 jaar in witte hemdsmouwen, de rechterhand ter hoogte van de borst, zwart open gilet, bijna kaal en met grijze baard. Erachter een man met donkergrijze hoed en opgeheven blauwe ogen. Rechts van de hoofdpersoon een jongen van dertien jaar met in de rechterhand een appel waarin hij gebeten heeft. Achter hem een ongeveer 30-jarige man.

 

Op 13 mei 1926 overlijdt Louis Van Huele, de vader van Georgette en schoonvader van Jef Leempoels

17.05.1926   |   L’ÉTOILE BELGE

ree

Een woordje over de "'Société de la Soie Artificielle de Tubize

ree

In 1900 koos een Franse industrieel, de Markies van Baudry d'Asson, de plaats van de oude watermolen van Tubize. Die lag aan de Zenne, 50 m stroomafwaarts van de brug in de Brusselsestraat. De Zenne moest de hydraulische kracht leveren die de fabriek in haar begindagen nodig had. Al in 1901 werd de eerste fabriek gebouwd op voormalige moerassige weilanden die generaties lang hadden toebehoord aan de vroegere schouten van Tubize, en produceerde kunstzijde met collodium (300 ton/jaar in 1904 met 300 arbeiders).

In 1919 werd het viscose-procedé ingevoerd, waardoor de productie zeer snel kon worden opgevoerd. Een tweede viscose-eenheid werd in 1934 opgestart. Dit procedé werd in 1963 door Fabelta-Tubize opgegeven. Tegelijkertijd werd sinds 1922 (en tot 1975) ook zijde van cellulose-acetaat geproduceerd.

ree

In 1925 bereikte de acetaatproductie 2.500 ton/jaar, d.w.z. de helft van de wereldproductie, hetgeen een idee geeft van het belang van de vestiging in Tubize. De fabriek moest voortdurend uitbreiden, en nieuwe gebouwen werden bovenop oude gebouwen opgetrokken. Van ongeveer 250 werknemers aan het begin van de 20e eeuw, steeg het aantal werknemers snel tot 800 (1910), tot 4.500 (1925), en zelfs 5.500 (1929). In 1905 werd op het terrein een spoorweghalte in gebruik genomen voor het vervoer van personeel en grondstoffen (het station werd na de Tweede Wereldoorlog buiten gebruik gesteld). Maar de uitbreiding van de Soierie de Tubize vond ook plaats in het buitenland.

In 1910 richtte zij een dochteronderneming op in Hongarije, in Savar, en vervolgens, in 1911, in Polen, in Tomazow. Net na de oorlog, in 1919, werd in Hopewell, Virginia, de ‘Tubize Artificial Silk Company of America’ opgericht. Vóór 1925 kwamen er fabrieken bij in Anderlecht, Rouen en Lyon. De reputatie van de Soierie de Tubize was toen wereldwijd.

De crisis van de jaren dertig heeft de fabriek niet gespaard. De Belgische producenten bundelden hun krachten en vormden de ‘Union des Fabriques Belges de Textiles Artificiels (FABELTA)’. Ooit omvatte deze onderneming de fabrieken van Tubize, Aalst, Obourg, Ecaussinnes, Schooten, Ninove, Maransart, Gent en Anderlecht.

Bron: Le Betchard n° 58, september 2012


In juni 1926 komt ‘Vooruit’ op de proppen met een idee dat verdacht veel op ‘kunstuitleen’ lijkt 

12.06.1926   |   VOORUIT

ree

ree

‘Men mag geen Paerels zenden aan een liefhebber die Leempoels verkiest.’ zegt Pierard. Vergelijk even twee werken met hetzelfde onderwerp: ‘Vrouw voor de spiegel’ van Willem Paerels en La Fleur’  van Jef Leempoels.

  

26.06.1926   |   LE JOURNAL DES ARTS

ree

 

Begin september brengt ‘De Vrijheid’ het nieuws van een tentoonstelling in Leuven. In het Frans.

04.09.1926   |   DE VRIJHEID

ree
ree

Het Remy-monument waarvan sprake staat op het Herbert Hooverplein. De uitvoering is van Braecke, maar het ontwerp is van Victor Horta. Het is een eer betoon aan Edouard Remy, de 19e-eeuwse Leuvense politicus en industrieel die het bekende rijst- en stijfselfabriek te Wijgmaal oprichtte. Hij was ook gekend als sociale weldoener, mecenas en stichter van diverse filantropische instellingen.


Een week later brengt de krant verslag uit van het succes van dit evenement, nu toch in het Vlaams.

11.09.1926   |   DE VRIJHEID

ree

De kans is vrij groot dat Jef Leempoels en Adolf Van Elstraete elkaar persoonlijk kenden. We weten dat Leempoels vrij regelmatig in Leuven en omgeving (o.a. Rotselaar en Aarschot) kwam.

 

Eind september, begin oktober is er sprake van zware ‘overkill’ van de kant van ‘La Meuse’. Op een van de verdiepingen van de hoofdzetel aan de Boulevard de la Sauvenière is ook een kunstgalerij gevestigd. Die wordt in 1926 heropend en de artiest die de eer krijgt om al eerste ten toon te stellen is Jef Leempoels.

Dat wordt meteen ook over verschillende edities breed uitgesmeerd. We krijgen eerst een overzicht van lovende perscommentaren voor zijn ‘Thuiskomende arbeiders’ (van 30–40 jaar geleden...); dan volgen alle mijlpalen uit zijn carrière (t/m. 1912); om af te sluiten is er een impressie van de vernissage (mét beschrijving van het interieur, welwillend ter beschikking gesteld door de meubelzaak ‘Bouckoms’, die ook netjes vermeld staat in de annonce).

Wie àlles over Leempoels wil weten in slechts 3 minuten leestijd... Hier komt het.

ree

 

25.09.1926   |   LA MEUSE

ree

02.10.1926   |   LA MEUSE

ree

04.10.1926   |   LA MEUSE

ree

De koning die het Autosalon gaat bezoeken zal wel Albert zijn, maar het is bijna de sterfdag van zijn voorgangen en dus komt 'la Nation belge' nog eens terug op het verhaaltje dat Leopold II niet wilde poseren voor zijn portret door Leempoels.

09.12.1926   |   LA NATION BELGE

ree

ree

Het standbeeld van Leopold II, in de eerste zin van het stuk, is het bronzen beeld van Thomas Vinçotte, van de vorst te paard, op het Troonplein in Brussel (kopie in het Legermuseum, in het Jubelpark). Het werd de voorbije jaren – net als vele andere afbeeldingen van Leopold II – meermaals met rode verf besmeurd, als aanklacht tegen het kolonialisme.

Het is in die context dat dit ene zinnetje zo opvallend is: ‘Enfin, il eut recours aux bons offices d'un sosie, un vieux congolais, aujourd'hui disparu.’?

Zou het – in de huidige context – niet getuigen van een onvoorstelbaar cynisme als Jef Leempoels inderdaad een zwarte Kongolese lookalike zou gebruikt hebben om model te staan voor (afwezige) koning?

De bewering in La Nation Belge is alvast niet uit de lucht gegrepen: het artikel is bijna een letterlijke weergave van een brief die Jef Leempoels enkele dagen aan Fernand Neuray (de stichter/hoofdredacteur van de krant). A. de Selliers de Moranville, in de jaren ’60 de voorzitter van de A.R van het Dynastiemuseum, haalt de volledige brief aan in zijn artikel ‘À propos d’un portrait de Léopold II par Jef Leempoels’. (Les Cahiers Léopoldiens, mei 1961)

 

ree

In de loop van het jaar verscheen bij de ‘Union Deutsche Verlagsgesellschaft’ de vierde druk van het handboek voor studenten ‘Grundriss der Kunstgeschichte’, samengesteld door Friedrich Goeler von Ravensburg en Adolf Zeller. Het tweede deel gaat over de ‘Neuzeit’ en alle bekende namen passeren de revue.

Opvallend is de terminologie die beide heren gebruiken om stromingen binnen de kunst aan te duiden: ze hebben ‘Armeleutbilder’ en ‘Armeleutenmalerei’, waar Leempoels in ondergebracht is; er is ‘Hellmalerei’, met Leemputten en er is ‘Proletariermalerei’, waar ze Frédéric in stoppen.

Een woord dat in ongebruik geraakt is, is de ‘Kokottenwelt’ waar Rops zich in specialiseert. Een goed verklarend woordenboek geeft voor Kokotte: ‘vornehme, elegante Prostituierte, Halbweltdame’.

 

ree


ree

Recent Posts

See All

Comments


​+     +     +     +     +     +    +     +

Een speciale vermelding is er voor Dr. Alfons Leempoels (1917-2024), Paula Leempoels en Staf De Keyser;
zij verdienen een hartelijke "dankuwel" voor hun bijdrage aan het tot stand komen van deze monografie.

+     +     +     +     +     +    +     +

Disclaimer:

To my best knowledge, all information and images used on this site are in the public domain or sourced from sites that grant researchers exemption from all royalties for the use in scientific and academic publications. If - despite my best intentions - you think you are entitled to certain rights, please inform me by e-mail. I will take appropriate action a.s.a.p.

​"Vers l'idéal" is intended for informational purposes only. While I strive for accuracy, I cannot guarantee that all content is completely up-to-date, correct or error-free. Please verify any information before relying on it.

bottom of page